Katholieke kerkmode voor het schuilen
Dat mooie dingen onder moeilijke omstandigheden kunnen ontstaan bewijst de speciale tentoonstelling Fashion for God in het Museum Catharijneconvent in Utrecht. Na de Reformatie werd extravagant katholiek textiel gemaakt voor gebruik in zeventiende en achttiende-eeuwse schuilkerken. Een geruststelling voor de devote bezoekers dat het met hun geloof absoluut niet gedaan was.
Kleding bepaalt je identiteit. Het is wat alle modemerken in reclameslogans uitdragen, maar dat het ook binnen religieuze context opgaat, realiseer je je al bij de eerste stappen in de expositie. Willibrordus en Bonifatius, de eerste verkondigers van het christendom in de Noordelijke Nederlanden, staan in weelderige kledij op schilderijen die ooit in een Goudse schuilkerk hingen. De inspiratie voor hun tunieken kwam van rijk geborduurde koorkappen die van de Hervormers gered waren. Direct vallen de apostelen en heiligen op de aurifriezen op. Door de vaders van de Nederlandse kerk als bisschoppen in vol middeleeuws gewaad voor te stellen, claimden de katholieken de geschiedenis van het christendom in de protestantse Republiek.
GEWADEN IN SOORTEN
Katholieke priesters dragen nogal uiteenlopende gewaden. Kazuifel, koorkap, dalmatiek, het kan zeker niet-katholieken nogal eens duizelen. De kazuifel is het enige kerkelijke kledingstuk dat gewijd moet zijn en daarmee altijd heilig is. De achterkant is voorzien van een kruis. De band aan de voorkant is een kazuifelkolom. De koorkap is een soort cape voor bijzondere gelegenheden, binnen of buiten de mis. De randen aan de voorzijde heten aurifriezen, het loshangende deel aan de achterzijde is een koorkapschild. Een dalmatiek is het tenue van de assistent-priester. Het heeft vaak verticale banden aan de voor- en achterkant.
Kloppen
Dat het katholieke geloof niet meer openlijk beleden mocht worden, betekende dat niet alleen katholieke kerken maar ook kloosters hun deuren moesten sluiten. Vrouwen met een roeping vonden alternatieve bezigheden buiten de kloostermuren. Neem de zogenaamde kloppen of ‘geestelijke maagden’. Vrouwen die bewust ongehuwd bleven en hun leven aan God schonken door onder meer voor de verborgen katholieke kerken liturgisch textiel te vervaardigen. Hun handwerken markeert de eerste periode na de Reformatie. Van oud kerkelijk textiel maakten ze nieuwe gewaden en accessoires die voldeden aan de officiële kleuren voor textiel in de katholieke kerk. De richtlijnen daarvoor werden in 1570 door Rome vastgelegd. Elke kleur heeft (tot op heden) zijn speciale betekenis en gelegenheid voor gebruik. Zwart is waarschijnlijk het meest algemeen bekend voor rouw en begrafenissen. Blauw is voor Maria en vooral Mariafeesten, paars voor boete- en voorbereiding en ‘dus’ voor de vasten- en adventstijd. In totaal zijn er zeven kleuren beschreven. Na de Reformatie probeerden de katholieken in Nederland deze voorschriften zo goed mogelijk te blijven volgen.
Handboek
Het liturgische textiel bleef na de Reformatie aan ontwikkelingen onderhevig. De expositie maakt alles aanschouwelijk met voorbeeldstukken. Ademde het werk van de kloppen in eerste instantie vooral de middeleeuwen, later werd het meer barok. De inspiratie daarvoor haalden ze onder meer uit schilderijen waarbij ze een duidelijk voorkeur aan de dag legden voor vrouwelijke heiligen en vooral Maria, de belichaming van de deugden die ze zelf nastreefden. Extra aardig is daarom een oud handboek voor kloppen, Het leven der HH. Maegden, op de expositie te treffen. Het staat vol aanbevelingen voor bezigheden die passen bij hun religieuze leven. Het boek ligt open bij de levensbeschrijving en een illustratie van de heilige Maura. Zij hield zich bezig met het maken en schoonhouden van kerkgewaden en kerklinnen.
Pietersdochter
Sommige kloppen waren zo meesterlijk goed in het naaldwerk dat ze niet anoniem bleven, maar echt naam maakten. Het museum toont topstukken van (waarschijnlijk) Reinou Gerretsdochter en Brechgen Pietersdochter, leden van de Haarlemse kloppengemeenschap Maagden van den Hoeck. Opvallend is dat ook een enkele man naald en draad voor de kerk oppakte. Sasbout Vosmeer (1548-1614), de eerste leider van de onderdrukte katholieke kerk in de Noordelijke Nederlanden, later aartsbisschop, wilde alle schuilkerken van textiel voorzien en gaf zelf graag het goede voorbeeld. Normaliter hielden mannen zich vooral met de rijkversierde kledingstukken en accessoires voor de elite buiten de kerkmuren bezig.
Rubens
Met het einde van de Tachtigjarige Oorlog in 1648 veranderde er niets voor de katholieken. Ze mochten nog steeds hun geloof niet openlijk belijden. Het borduurwerk veranderde wel. De katholieken kozen ervoor om niet langer te verlangen naar het verleden, maar vooruit te kijken. Bloemen werden het nieuwe thema in de borduurkunst. Mede onder invloed van de Franse mode ontstond zelfs een ware bloemenrage. Die rage was weliswaar seculier van aard, maar de kloppen associeerden bloemen met deugden. Daarbij komt dat het einde van het wapengekletter maakte dat import en export van waardevolle goederen makkelijker werd. Rijkere schuilkerken schaften steeds meer Zuid-Nederlands borduurwerk aan, dik reliëfborduurwerk in zijde- en vooral gouddraad, met barokke religieuze scenes die duidelijk geïnspireerd waren door Vlaamse kunstenaars als Peter Paul Rubens en Anthony van Dijck.
Baljaponnen
Aan het begin van de achttiende eeuw kregen de katholieken geleidelijk wat meer vrijheden. Opnieuw deed de invloed van de modes in Frankrijk zich voelen. De mooiste zijden stoffen raakten in zwang, niet alleen in voorname kringen, maar ook in de kerk. Bloemen waren belangrijke motieven, maar nu ingeweven, niet geborduurd. Borduurwerk raakte zelfs langzaamaan uit. Rijke dames gingen een nadrukkelijk stempel op de kerktextiel leggen. Een prikkelend gegeven. Hun idee was dat een schenking van een luxueuze japon voor kerkelijk hergebruik bonuspunten voor de hemel én meer aanzien binnen de parochie zou opleveren. De kans was immers groot dat iedereen hun robe à la française in het kerkgewaad herkende. Hoe langer hij meeging, hoe beter. Een toevloed van japonnen, stuk voor stuk duur en modieus, was het gevolg. De tentoonstelling laat fraai zien, ook met videobeelden van een reconstructie door conservator Pim Arts, hoe een voormalige chique jurk te herkennen is in een koorkap, bijvoorbeeld aan oude naden, plooien en stikgaatjes. Van bloemetjes in de Engelse rococostijl tot Chinese beschilderde zijde, alles kwam voorbij. De schuilkerk werd een hemelse balzaal.
Fashion for God was tot 21 januari 2024 in het Museum Catharijneconvent te zien. Met de catalogus Religieus textiel uit Noord-Nederlandse schuilkerken 1580-1800 vol fotowerk is het volop nagenieten.
Deze blog is een bewerking van mijn artikel dat in Handwerken zonder Grenzen, nummer 241, 2024, verscheen.
Deze blogpost bevat een affiliate link. Bij aanschaf van een product via zo’n link gaat een klein bedragje naar Mariëtte, de schrijfster van deze blog. Die commissie maakt het product niet duurder voor de koper (die merkt er niets van) maar helpt wél deze gratis site in stand te houden. Dank je wel!
Geplaatst in Nederland
Gelabeld met Ambachten, Literatuur en films, Weetjes