Een rij van zes rode elfenhuisjes, miniaturen van turfhuizen, in een veld in IJsland.

In IJsland zijn elfen groot, hun huisjes te klein

Kleine rode huisjes in het veld. Bezoekers van IJsland met een scherp oog spotten ze zeker. Kleine optrekjes voor de elfen, zo luidt het verhaal, maar de meeste IJslanders lachen daarom. Veel te klein voor elfen, zeggen ze, alleen toeristen geloven dit. Elfen huizen graag in grotten en niemand wil ze storen. De IJslandse regering legt zelfs snelwegen voor ze om. Ook fijn voor versteende trollen.

“Ik was bang dat de elfen mijn kinderen zouden meenemen bij onze terugkeer in IJsland. Daarom liet ik ze in Frankrijk dopen. We woonden met ons gezin een tijdje daar en ja, de Fransen vonden het maar rare ideeën. Ik kan dus niet zeggen dat ik niet in elfen geloof.” Mijn gids Jennifer kijkt me bijna verontschuldigend aan. Ze heeft me net verteld dat een lokale krant eind jaren negentig een enquête onder IJslanders had laten uitvoeren. Daaruit bleek dat 54% van de geïnterviewden nog in elfen gelooft. “Sommigen zeggen dat het werkelijke percentage hoger ligt, anderen lager. Hoe dan ook brengt het ongeluk als je niet gelooft, dat kan de antwoorden hebben beïnvloed. Dan zeg je diplomatiek dat de mogelijkheid bestaat. Of dat je het prima vindt als buitenlanders denken dat IJslanders in zulke wezens geloven. Wellicht zit het geloof in ons DNA?”

“Hoe dan ook zijn de plekken in rotsen en de grotten waar de álfar leven ons bekend van de verhalen. Die horen we sinds de kindertijd, van onze ouders en op school. Elfen hebben ook kerken. Mensen proberen de elfen niet te storen. De IJslandse regering heeft zelfs de constructie van wegen voor hen veranderd, zoals bij Álfaborg, een elfenvesting, in het oosten van IJsland. Locals protesteren ook tegen het ruïneren van zulke heilige plekken. Op plekken waar toch doorgezet werd met de bouw gingen bulldozers kapot of braken hamers af op de rotsen. Het had ook geen zin om daar door te gaan. Daarbij is het cultureel erfgoed van de IJslanders, het is belangrijk dat te behouden.”

Ik zit wel goed met Jennifer vandaag. We maken een rondje langs de kusten van het westelijke schiereiland Snæfellsne met magnifieke rotsformaties en grotten, een garantie voor vele verhalen over bijzondere wezens.

Elfenhuisjes

Alleen, helemaal begrijpen doe ik Jennifers elfenverhaal toch niet. Hoe kunnen elfen kinderen ontvoeren als ze zelf piepklein zijn? Al meerdere keren vielen me de rode huisjes in de velden en de op steenwanden geschilderde deurtjes op, op privé- én openbaar terrein. Volgens zeggen zijn het elfenhuisjes. Benieuwd of de losse huisjes ook te koop zijn in de souvenirwinkels vraag ik een verkoopster ernaar. Ze lacht: “Die huisjes zijn puur decoratie, ze zijn eruit als de turfhuizen van vroeger, daar herinneren ze aan. Als je later nog in het National Museum in Reykjavík komt, zoek dan de replica’s van die oude huizen, dan begrijp je wat ik bedoelde. Dat toeristen geloven dat er elfen in die huisjes wonen is hilarisch. Dat kan helemaal niet, want elfen zijn net zo groot als mensen. Ze zien er ongeveer hetzelfde uit en kunnen zelfs met mensen trouwen.”

Toch maakt niet alleen ‘ons’ idee van elfen als kleine wezentjes ons zo goedgelovig. IJslandse reisleiders die het niet kan schelen wat toeristen van hun land meekrijgen wijzen tijdens excursies rustig op de kleine elfenhuisjes langs de weg. Jammer dat er zo een verkeerd beeld over de rode huisjes ontstaat. Jennifer sust me: “Je kunt ze ook zien als een soort markeerders. Een waarschuwing dat daar elfen zitten of in ieder geval een algemene erkennig dat elfen bestaan.” Oké, goed dan. Later lees ik dat er onder IJslanders ook verschil van mening bestaat over de grootte van elfen. Magnús Skarphéðinsson van de elfenschool in Reykjavík (een omstreden vijf uur durende cursus voor vooral buitenlandse toeristen) stelt bijvoorbeeld dat ze vanaf acht centimeter groot zijn. Historici stellen dat elfen heel vroeger een status hadden die vergelijkbaar was met die van de Noorse goden en ‘dus’ per definitie niet klein waren.

Hoe het ook zij, met Jennifer doe ik al snel ‘echte’ elfenhuizen aan als we stoppen nabij het zwarte kiezelstrand van Djúpalónssandur. Een voetpad tussen grillige lavarotsformaties voert erheen. Op dit soort plekken voelen elfen zich het meest op hun gemak. “Hier bevinden zich de álfhól, de holen van elfen”, duidt Jennifer aan, “kom er niet aan en maak bovenal niets stuk!” Ze praat nu zachtjes. Voor geluidsoverlast moet hier je evenmin zorgen dus niet schreeuwen of lachen. “Het liefst stap je niet over de rotsen waar ze wonen. Met stenen gooien doe je ook niet, want je zou per ongeluk een elf kunnen raken.” Eenmaal op het strand wijst ze de grootste rotsformatie daar aan: “De Söngklettur – Zingende Rots – is een elfenkerk. Er zijn locals die muziek en gezang uit deze rots hebben horen komen, vandaar de naam. Elfen houden trouwens van dansen.”

Zonder Jennifers verhalen was me hier niets buitengewoons opgevallen. De elfenbouwsels zijn perfect onderdeel van de woeste natuur in IJsland. Door heel IJsland zijn er vele plekken – rotsen, stadjes, dorpen – waarvan gezegd wordt dat ze de hoofdstad van de elfen zijn. Het eerdergenoemde Álfaborg is misschien het meest bekend. Het is een enorme rots boven de monding van een fjord aan de oostkust, die aan een vesting doet denken. Hier zouden zich de notabelen onder de elfen bevinden: de koning en koningin en andere leiders. Met al hun voetvolk wemelt het daar van de elfen. Er zijn verhalen die vertellen hoe locals koningin Borghildur en haar gevolg te paard naar de dichtsbijzijnde elfenkerk, Kirkjusteinn (Kerkrots) in de Kækjudalur-vallei, zagen rijden. Wie wil, kan Álfaborg beklimmen. Het is een makkelijke hike en mits je respectvol bent, levert dat geen schadelijke gevolgen voor je op, wél mooi zeezicht.

In de ban van de ring

Dat verhalen over mysterieuze wezens ook ver buiten IJsland en Scandinavië in de moderne tijd populair kunnen zijn bewezen De hobbit (Daarheen en weer terug) en In de ban van de ring. Nooit speciaal een fan van J.R.R. Tolkien raak ik in IJsland plots meer geïnteresseerd in zijn beroemde boeken. De inspiratie voor zijn schrijfwerk deed hij als kind al op toen zijn IJslandse babysitter hem eindeloos verhalen vertelde. Hij leerde zelfs IJslands. Zo leerde hij eindeloos over elfen én trollen.

“Trollen zijn enorm groot”, vertelt Jennifer als we bij het bezoekerscentrum van het National Park Snæfellsjökull aankomen, “sommigen zeggen dat ze tot 3,5 meter zijn, maar ze kunnen wel zo groot als bergen worden. In Tolkiens werk leven ze op dezelfde manier als in onze verhalen. Weet je, trollen zijn nachtwezens. Ze kunnen niet tegen zonlicht en als ze zich niet op tijd verstoppen, veranderen ze onmiddellijk in steen. Dat overkwam trollen nogal eens en daarom zie je hun gedaanten, gelaat en lichamen, overal in IJsland op bergwanden, kliffen en stenen terug.”

Terwijl we richting de vuurtoren van Malarrif wandelen, wijst ze op een paar rotsformaties: “De basaltformaties van Lóndrangar. Het volksverhaal wil dat hier een trollenpaartje elkaar zo verliefd in de ogen zaten te staren dat ze vergaten op de tijd te letten. Toen de zon opkwam, versteenden ze onmiddelijk.” Ik tuur of ik de man en vrouw kan ontwaren. Enige fantasie is hier bruikbaar. “Herinner je je de versteende trollenvrouw met een lading vis op haar rug op het strand van Djúpalónssandur? Eenzelfde soort verhaal!”

Trollen in De hobbit die bij zonsopkomst verstenen.

Groenland

Jennifer belooft me een duidelijker trolgedaante te laten zien. Vanaf het pittoreske vissershaventje van Arnarstapi maken we een wandeling over de magnifieke kliffen richting Hellnar. De trol staat een stuk verderop en blijkt een sculptuur van de IJslandse kunstenaar Ragnar Kjartansson. Niet zo groot als een berg, maar toch, ik kan tussen zijn benen doorlopen. Het is een geliefde plek voor selfies. De trol staat voor Bárður Snæfellsás. Of eigenlijk was hij een halve trol, zijn moeder was een mens.

Volgens zijn beroemde sage kwam Bárður in de 9e eeuw naar IJsland en stichtte hij en zijn familie de eerste nederzetting hier. Vele topografische namen in de omgeving worden door zijn levensloop verklaard. Bárður en zijn gezelschap meerden aan in de Djúpalón-lagune en aanbaden hun goden in de Tröllakirkja (Kerk van de Reuzen). Ze poepten over het dolboord van hun schip en hun drollen dreven in de Dritvik (Poepbaai). Bárður verbleef in de grot Sönghellir (Zangersgrot) en baadde in Bárðarlaug (Bárdur’s poel). Helaas eindigde zijn verhaal minder vrolijk.

Op een dag was Bárður’s favoriete dochter Helga samen met twee neven aan het spelen bij de zee. Alles ging er gezellig aan toe totdat de neven Helga op een ijsschots duwden en de zee haar meevoerde tot Groenland. Ze kwam nooit meer terug. Daarop werd Bárður zo boos dat hij Rauðfeldur in Rauðfeldsgjá (Rauðfeldur’s Kloof) en Sölvi van de Sölvahamar (Sölvi’s Klif) nabij Arnarstapi gooide. Bárður kreeg later spijt van het gebeurde en werd zo verdrietig dat hij de enorm gletsjer Snæfellsjökull binnenging en van die tijd af staat hij bekend als Bárður Snæfellsás. Ás is de aanduiding voor een Noorse god. Hij werd de beschermer van het naar hem vernoemde schiereiland Snæfellsnes.

Jennifer knikt naar de gletsjerberg, hij domineert de skyline landinwaarts. “De geest van Bárður zou nog altijd in de ijsberg voortleven. Sommigen zeggen dat het een ontmoetingsplek van buitenaardse wezens is. Hoe dan ook geloven veel mensen in de mystieke kracht van de gletsjer, ze voelen de uitstraling ervan. Ze beschouwen het zelfs als een van de zeven meest krachtige energiebronnen – chakra’s – op aarde. Door die energie zou het leven hier beter zijn dan elders in IJsland.”

PRAKTISCH

Activiteiten

Reykjavik: minibustour Snaefellsnes & berg Kirkjufell: zelf boekte ik deze tour naar Snaefellsness om meer te horen over elfen en trollen, een perfecte keuze! Van een lokale gids hoor je vanzelf de verhalen.

Reykjavik Folklore Walking Tour: Meet the Elves, Trolls & Ghosts of Iceland: heb je geen tijd om een excursie landinwaarts te maken dan biedt de Reykjavik Folklore Walking Tour van anderhalf uur enig soelaas om je nieuwsgierigheid naar het ‘verborgen volk’ te stillen. The Hidden World Walks in Hafnarfjörður,10 kilometer ten zuiden van Reykjavík, is vergelijkbaar, met een ommetje door het sprookjesachtige lavaveld van Hellisgerdi Park waar de grootste elfenkolonie van de stad huist. In dezelfde plaats vindt ook elke zomer Alfahatid, het Elfenfeest, plaats. Buitenkansje als je in de buurt bent, want dan kun je elfen daadwerkelijk zien rondlopen. Écht! 😉

Accommodatie

Reykjavík

Hotel Leifur Eiriksson, echt ideaal gelegen, midden in het centrum van Reykjavík, tegenover de Hallgrímskirkja, de beroemdste kerk van IJsland. Zodra kerkklokken luiden, zijn trollen hem gesmeerd, zo schijnt.

Saga Studios by Heimaleiga, als je helemaal je eigen baas wilt zijn en je budget ook qua eten wat in de gaten wilt houden, is de keuken in een studio in dit complex een goede oplossing. Vonden vele Nederlanders voor jou ook, kijk maar. Nog steeds dicht bij de kerk. 😉

CityHub is een capsulehotel-de-luxe met kitchenette, gedeelde badkamers én een hot tub op het dak. Helemaal bijkomen met zicht op Reykjavík, wie wil dat niet?

Schiereiland Snæfellsnes

Wil je langer van Snæfellsnes genieten? Lekker wandelen bijvoorbeeld? Snap ik helemaal! Zelf had ik al zitten gluren naar het Arnarstapi Hotel en Day Dream Hellnar, beide betaalbaar en fijn, het laatste, hele huis ideaal voor meer personen. Moeilijk kiezen!

Leestip voor onderweg

Jón R. Hjálmarsson, A Traveller’s Guide To Icelandic Folktales is een heel leuk boek voor reizigers die nieuwsgierig zijn naar de verborgen volkeren in IJsland. Het bevat zestig volksverhalen en elk verhaal is gebonden aan een lokatie met mysterieuze wezens. De schrijver wijst de weg met routes en geeft ook de geschiedenis van de diverse regio’s. Trollen en elfen komen zo bijna tot leven. Je vindt het boek online of in de boek- of souvenirwinkels in IJsland.

Geplaatst in ,
Gelabeld met , ,